Aan het eind van het gesprek klopt hij, bijna liefdevol, op de één meter hoge kaart van de olympische locatie voor de kust bij Marseille. „Over twee weken krijgen we een iets grotere 3D-versie. Daar staan ook de bergen op, omdat die heel relevant zijn voor wat de wind doet.” Arnoud Hummel (63) heeft bijna twee uur lang kalm en afgewogen gedoceerd over coachen, adviseren, leidinggeven en alles wat daarbij komt kijken, maar als hij vertelt over de plek waar het deze zomer voor de Nederlandse zeilers moet gebeuren, begint hij te stralen. „Hier is onze homebase”, wijst hij. „Daar hebben we al eindeloos veel gezeten, met deze plaat op een laag tafeltje, de coaches eromheen. Dan wordt hij helemaal volgekalkt met windrichtingen, stromingen, golven. Heel waardevol.”
Hummel is ruim anderhalf jaar hoofdcoach van de Nederlandse zeilploeg, die bestaat uit ruim dertig sporters, een tiental coaches en een multidisciplinair team van acht experts. Zijn route naar deze baan liep grotendeels buiten de nautische wereld om, maar begon toen hij, twaalf jaar oud, ging zeilen. Eerst met zijn zusje in een tweemansbootje, daarna in de Laser, een internationale, niet-olympische klasse. Door twee derde plaatsen bij het Europees kampioenschap kwam hij in 1984 in beeld bij het Watersportverbond. „Henri van der Aat was toen de bondscoach”, zegt hij met een grijns.
Waarom moet u lachen?
„Vanwege de mooie herinneringen. Henri kon mij een plekje beloven in de C-kernploeg, een talentenploeg. Dan moest ik wel toezeggen binnen een jaar in een olympische klasse te gaan varen. Toen ben ik Finn gaan varen, dat heb ik een jaar of vijf gedaan. Ik had een vriend vanuit de Laser, Roy Heiner. Wij wisten dat we niet goed genoeg waren om Mark Neeleman te verslaan, die was al een keer naar de Spelen geweest en voer podiumplekken op belangrijke events. Wij kwamen net kijken.
„In die tijd had je buiten de grote wedstrijden om geen ploeg, geen coach, geen georganiseerde trainingen. Roy en ik hebben het zelf opgepakt en er veel tijd in gestopt. Met de belofte dat een van ons naar de volgende Spelen [van Seoul in 1988] zou gaan. Dat is gelukt.”
U ging niet.
„Nee, en daar heb ik nooit moeite mee gehad. Dat traject is voor mij een metafoor geworden van hoe ik denk dat je heel ver kunt komen. Als team, als groep mensen met heel veel drive, die elkaar beter maken. En ook dat je moet accepteren dat in zo’n situatie niet iedereen even succesvol kan zijn. Ik ben daarna gestopt met olympisch varen, heb mijn studie afgerond, een pak en een das gekocht en ben in de IT terechtgekomen. Eerst als techneut, later als consultant en manager.
„Na achttien jaar in het bedrijfsleven ben ik weer de sport in gegaan. Ik had heel hard gewerkt en was toe aan een periode van reflectie. Al vrij snel zat ik met Roy een biertje te drinken. Hij deed toen met Team Heiner al leuke dingen met organisaties en bedrijven, zoals programma’s voor teamontwikkeling en leiderschap. Ik ben daar aan de slag gegaan.”
Op de website van Team Heiner zegt u: ‘De parallel tussen topsport en succes in het bedrijfsleven is krachtig en het werken met die metafoor is genieten.’ Wat is die overeenkomst?
„Een directievoorzitter zei eens: ‘Eigenlijk vind ik het niks, dat zeilen. Het is meestal koud en ik krijg spierpijn. Ik zit liever in een skybox bij PSV. Maar toch kom ik hier elke keer weer, want er gebeuren zulke gave dingen.’ Soms gaat het er niet om te doen wat je leuk vindt, maar om leuk te gaan vinden wat je aan het doen bent. Als leuk heel belangrijk voor je is, dan is topsport, maar ook de top van het bedrijfsleven, niet de plek, denk ik. Die parallel werd voor mij heel duidelijk. Mijn affiniteit lag vooral bij het coachen. Zo werd ik in het bedrijfsleven ook wel gezien: als ‘de coach’ en te weinig als ‘de manager’.”
Hoe zou u de rol van coach definiëren?
„Die heb ik niet zo scherp, eerlijk gezegd. Bij Team Heiner werkte ik met de raad van bestuur van beursgenoteerde bedrijven en dan dacht ik: waarom is het interessant om met mij in gesprek te gaan? Ik denk dat het zit in heel eerlijk zeggen wat je ziet, wat mensen doen, hoe hun gedrag overkomt. Dat lijkt op wat ik hier doe.”
Vanuit Team Heiner werd Hummel in 2017 gevraagd een inspiratie-sessie voor de nationale zeilploeg te organiseren. Vier dagen varen op het IJsselmeer en de Noordzee bleek een succes. „Wereldkampioenen die nog nooit op een grote boot hadden gezeild en niet wisten wat een lier was. Of hoe het is met vijf andere gasten aan boord, wat je dan tegenkomt aan shit en irritatie. Geweldig.”
Na een zelfde soort sessie met de coaches, werd hij een jaar later gevraagd als parttime coach van de bondscoaches. „De eerste keer dat ik meeging, was bij het WK voor alle klassen, in Aarhus. Voor vertrek dacht ik: ik ben daar tien dagen, maar ik heb een lege agenda. Wie ga ik spreken? En zitten ze daar op te wachten? Toen heb ik besloten om het gewoon te laten gebeuren. Ik heb het zelden zo druk gehad.”
Pakt u het als hoofdcoach ook zo aan?
„Ja. Het is een risico als ik tegen een coach zeg: ik wil je straks spreken. Dan heb je eigenlijk geen coachgesprek meer. Dan ben ik de man met de pet op van hoofdcoach en heb je een ander gesprek. Ook met de sporters is het niet zo dat ik die gesprekken in mijn agenda heb. Ik kom ze hier tegen in de gym en dan praten we, of we doen later even een bakkie. Op trainingskamp of tijdens wedstrijden gaat dat ook zo.”
Waarvoor kloppen sporters bij u aan?
„Het gaat vaak over interactie met anderen. Ik heb afgelopen jaar relatief veel tijd besteed aan de ‘teampjes binnen het team’. Het kan niet dat we dingen voor ons houden die te maken hebben met de performance van het team. De meeste vooruitgang hebben we gemaakt op dat vlak. Het is misschien nog steeds spannend iets in de groep te gooien, maar het levert ook heel veel op. Het is ook goed om af en toe een constructief conflict te hebben. Een topteam zonder conflicten is raar. Als je, zoals wij, permanent tot de beste drie zeillanden ter wereld wil blijven behoren, dan kan het niet anders dan dat je het regelmatig serieus oneens bent met elkaar. Als dat niet gebeurt, kun je je afvragen: is ons doel wel ambitieus genoeg?
Zijn er genoeg conflicten?
„In elk geval heel veel meer dan in de meeste organisaties waarmee ik heb gewerkt. Daarin inspireert deze omgeving mij misschien wel het meest. We zijn hier bezig om succes in de zeilsport te hebben, op het hoogste niveau. En we krijgen ook wel eens het verwijt dat het alleen maar over medailles gaat. Maar uiteindelijk is dat niet wat mij het meest inspireert. Dat is de omgeving die we creëren om dat mogelijk te maken, wat dat oplevert aan ontwikkeling voor mensen, de zelfreflectie, het met elkaar leren.”
Zo te horen is er toch een groot verschil tussen topsport en het bedrijfsleven.
„Je komt hier niet weg met wel zeggen maar niet doen. En in ons kwalificatieproces voor de Spelen hebben we meer mensen die afvallen dan mensen die doorgaan. Dat zie ik ook niet in heel veel organisaties. Ook niet in organisaties die zeggen: we gaan voor het beste, wij willen de nummer één zijn.”
Heeft u voldoende oog voor de afvallers?
„Ik heb moeite met de term ‘afvallers’. Omdat het suggereert dat er iets is mislukt. Het zou mooi zijn als onze mensen, zeker enige tijd na het afvallen voor Parijs, inzien hoe gaaf en waardevol het traject is geweest en wat ze eraan overhouden. Of ze nou wel of niet doorgaan met hun sport.
Bij ons staan de sporters centraal, dat gedachtegoed is heel ver doorgevoerd. We zagen op het WK iQFoil in Lanzarote de Chinese ploeg staan bij de opening en de sluiting. Bij hen is zoveel gestandaardiseerd. Wij hebben gekke vogels die allemaal op hun manier hun ding doen. Dat heeft ook met het karakter van de sport te maken, met de verschillende disciplines. Met elke succesvolle of onsuccesvolle sporter komen we er steeds weer achter dat coaching maatwerk moet zijn.”
Maakt dat uw werk ook wel eens oncomfortabel?
„Het is een hele ingewikkelde manier van werken. Maar oncomfortabel is niet vervelend. Het gaat er niet om of het prettig of leuk is. Het maatwerk dat wij moeten doen is ook afhankelijk van omstandigheden. Elke start, elk rak [een stuk tussen twee boeien] die onze zeilers varen, gebeuren er dingen die niet zo bedoeld waren. Hoe je daarmee omgaat, ook wij als team, als coaches, als staf, bepaalt het succes. Wij leren onze sporters om te genieten van de shit, om te accepteren dat in onze wereld niet alles valt te controleren. Dat ze niet gaan lopen vingerwijzen of roepen dat ze pech hebben gehad.”
Wat is het moeilijkste waar u tegenaan bent gelopen?
„Geen grote dilemma’s, maar wel het vraagstuk: wanneer is het goed genoeg? Ik merk dat in het contact met onze experts, de diëtisten, fysio’s, dokters. Het gaat heel vaak over de dingen die beter kunnen of niet goed gaan. Voor je het weet bepaalt dat ook de stemming: we zijn er nog niet. We hebben heel veel redenen om tevreden te zijn, maar vanuit die tevredenheid kunnen we ook weer kijken hoe we het nóg beter kunnen doen. Verbeteren is gaaf. Maar we moeten oppassen dat we met al onze actiepunten niet de stemming creëren dat we helemaal niet op de goede weg zitten.”
Over Alex Ferguson, de oud-manager van Manchester United, wordt gezegd: hij stond niet altijd op het veld, maar hij wist alles. U bent er ook niet altijd bij. Weet u precies wat er speelt?
„Nee, gelukkig niet. Ik hoef ook niet alles te weten. In de staf voelt iedereen zich verantwoordelijk voor het eindresultaat, dat is waar we in geloven. Degene die een besluit neemt, is degene die het beste besluit kan nemen. Het maakt dat we, hoe beperkt we in omvang ook zijn, best een ingewikkelde organisatie hebben. We willen heel veel van elkaar weten om het goed te kunnen doen. Voor sommigen is deze manier van werken ook nieuw. Die hebben zoiets van van: joh, vertel me nou gewoon wat ik moet doen. En als het moeilijk wordt, Hummel, dan neem jij toch gewoon een besluit. Natuurlijk doe ik dat, als we het niet eens worden of als er geen tijd is. Maar ik wil niet die manager zijn die zegt: vind ik het wel goed wat daar gebeurt?”